Hoe maak je regen?

Dit heb je nodig:

  1. Water
  2. Een glazen pot met een metalen deksel
  3. Een spijker
  4. Wat ijsklontjes
  5. Zout

Begin het proefje met het koken van het water. Prik met bijvoorbeeld een spijker een aantal gaatjes in het deksel. Giet het gekookte water voorzichtig in de glazen pot die je op het aanrecht hebt staan, tot ongeveer de helft van de pot. Je kunt dit natuurlijk ook aan een ouder iemand vragen om te doen. Leg vervolgens het deksel omgekeerd op de pot zodat de opening helemaal afgedekt is. Nu kun je de ijsklontjes op het deksel leggen. Strooi hier wat zout over, dat versnelt het smelten van de ijsblokjes. Je ziet nu dat aan de binnenkant van de pot druppels van het deksel vallen. Je hebt regen in de pot gemaakt.

Hoe werkt het?

Er komt stoom af van het hete water in de pot. Dit is water dat aan het verdampen is, net zoals je ziet tijdens het douchen. De smeltende ijsklontjes zorgen voor kou. De stoom tegen het deksel condenseert. Dat betekent dat de stoom wordt omgezet in waterdruppels. De druppels vallen naar beneden als ze zwaarder worden dan de lucht in de pot: het regent.

Strooi wat zout op de ijsblokjes
Strooi wat zout op de ijsblokjes
Zie je de regendruppels?
Zie je de regendruppels?

Andere manieren om waterdruppels te laten ontstaan zijn:

Als je hebt gedoucht zit de warme lucht vol met waterdamp. Zodra deze warme lucht tegen de koude tegels aan de wand of tegen de koude spiegel komt, ontstaan daar de waterdruppels.

Heb jij of iemand in je buurt een bril? Als je met deze koude bril van buiten naar binnen stapt, waar het warm is, beslaat de bril. Ook dan ontstaan waterdruppels op je bril.